Diagnostiek van myofasciale pijn en disfunctie
Bij de diagnostiek van myofasciale pijn en disfunctie wordt in het oriënterend onderzoek vooraf gekeken of uw klachten hun oorsprong wel hebben in spieren of dat er andere orgaansystemen zijn aangedaan zoals gewrichten, bloedvaten, zenuwstelsel of inwendige organen.
Zijn de klachten veroorzaakt door een probleem in het spierstelsel dan wordt een vijftal vragen bij het onderzoek aan u gesteld:
- Waar heeft u pijn?
- Sinds wanneer doet het pijn?
- Waardoor worden de klachten uitgelokt?
- Waardoor worden de klachten minder?
- Wat denkt u dat de klachten heeft veroorzaakt?
In het daaropvolgend lichamelijk onderzoek wordt bekeken of de klachten veroorzaakt worden door myofasciale triggerpoints [MTrPs]. Dit zijn palpabele drukpijnlijke verhardingen in een strakke band van een dwarsgestreepte spier, veroorzaken een – voor elke spier karakteristieke – afgeleide pijn. Kenmerkend voor deze afgeleide pijnpatronen is, dat op de plaats waar de pijn wordt gevoeld vaak geen afwijkingen worden gevonden. Kennis van deze afgeleide pijnpatronen is nodig om de voor de pijn verantwoordelijke MTrPs te vinden. Deze drukpijnlijke structuren, die zeer klein zijn [de grootte van een graankorrel tot erwt], worden vervolgens opgezocht door de spieren af te tasten en door te drukken op het MTrP wordt getracht de pijn op te roepen die u herkent.
Op basis daarvan worden alle MTrPs in kaart gebracht die de door u gepresenteerde klacht opwekken. Aan de hand van deze bevindingen wordt een behandelplan opgesteld.